×
Home Reizen Bedrijven Over Column Contact
Verrijk uzelf: ga mee op ontdekkingsreis met Timboektoers!

Japan – Werkmieren – [2]

’s Morgens werd ik wakker op een kussen van rijst en een harde gevlochten tatami-mat. Al mijn botten voel ik in die eerste dagen van dit fietsavontuur. Na wat noedels met ongedefinieerde groenten spring ik op mijn zadel en begin ik te trappen. Het eilandenrijk van Japan is eigenlijk een keten van vulkanen waar ik soms langs maar ook dikwijls overheen moet. Met de 35 kilogram bepakking zijn de steile bergwegen een verschrikking. Ik ben nog niet fit genoeg om dit te verwerken. Regelmatig stap ik even af. Ook de knie, een oude kwelgeest, stribbelt tegen. Toch ga ik steeds weer verder en rijd langs tempels, heilige poorten, ontelbaar veel bonsaiboompjes en huizen met gevleugelde daken.

De bevolking kijkt mij vaak roerloos aan. Er lijkt soms sprake van lichte verbazing maar vaker proef ik desinteresse. Mensen op fietsen zijn hier toch de arme sloebers of op z’n minst zonderlingen. Het ideaal is om zo snel mogelijk een Suzuki, Daihatsu, Subaru of Toyota te kopen. Toch als ik ergens binnenstap en iets probeer te vragen dan schiet men in de houding. Men is beleefd, of nee keurig of misschien past het woord nederig hier nog wel het beste. Dat schijnt een van de vergeten deugden in het westen te zijn. Hier niet; men buigt als een knipmes en groet je bij aankomst en vertrek toch zeker vijf keer. Zowel het bedienend personeel, de eigenaar als de kok; ze keren zich om en buigen naar iedere klant. Als ik een stuiver laat vallen, snellen velen toe om deze voor me op te rapen. Ook bijna iedere deur wordt voor mij opengetrokken en vele handen wijzen mij steeds weer beleefd de weg. Elke keer stuit ik op die hoge vorm van beschaving. Of is het door een strenge meester aangeleerd? Ach, wat kan mij het schelen. Ik heb liever gespeelde beleefdheid dan oprechte botheid.

Buiten is het weer vaak zeer wisselvallig. Soms waait het en hoor ik de bamboebossen onheilspellend kraken alsof er grote scheuren trekken in het maagdelijke ijs van een bevroren veenplas. Andere keren komt de zon vroeg door en scheren kleine zwart-witte vogeltjes over mijn hoofd en heel af en toe komt het met bakken uit de lucht. Daardoor raakt de Sakura sneller dan normaal de roze en witte blaadjes kwijt. De beroemde kersenbloesem die ik zag verschijnen van de een op andere dag verdwijnt nu langzaam en geeft de straten de aanblik alsof het pas gesneeuwd heeft. Maar weer of geen weer; altijd zijn daar de oudere Japanners die met hun Chowchows en Akita’s langs de weg slenteren. Zo vult iedereen op de een of andere actieve manier de dag in.

Oud en jong, ze zijn altijd onderweg of ergens mee bezig. De gepensioneerden wieden het onkruid in hun tuintjes, iedere winkel heeft een peloton verkopers die letterlijk rennen voor hun klanten en bij een werkplaats staan drie minimaal drie vlaggeniers. Iedereen doet hier mee. Zo stonden op elke veerpont meerdere zeventigers klaar om mijn fiets vast te snoeren. Hangen of chillen zijn onbekende begrippen. Maar van al dat werken en rennen wordt ook de Japanner moe. Om negen uur, soms nog vroeger moet je de laatste bestelling plaatsen want dan begint het grote afruimen in de restaurants. Om tien uur zie ik overal de lichtbolletjes uitgaan en even later is het stikdonker. Een leven om te werken. Iedereen haalt er eer uit om zijn of haar werk tot in perfectie te beheersen. De druk om te presteren is hoog en dus leeft men gedisciplineerd. In Nagasaki was ik blij dat ik laat op de avond in een vaal verlichte steeg twee rokende pooiers en vier ordinaire hoertjes in minirok zag staan. Het zijn toch ook net echte mensen. Heel even kreeg ik namelijk het vermoeden dat al die keurige burgers bestuurd werden door een centrale computer in Tokio.