×
Home Reizen Bedrijven Over Column Contact
Verrijk uzelf: ga mee op ontdekkingsreis met Timboektoers!

Japan – Trots – [3]

De buiteling die ik steeds weer maak brengt mij in verwarring. Ik schuif van verleden naar heden. Is dit Japan een moderne natie of een die vasthoudt aan tradities? En komt er nog een dag dat ik al die haastige burgers hier ga begrijpen? Buigen en glimlachen, de communicatie blijft verder beperkt. Ach, zo heb ik weer tijd om te overpeinzen. Sowieso een favoriete bezigheid van de eenzame fietser. Alles ordenen, het eigen heden en verleden in vogelperspectief proberen te vangen. Als je maar lang genoeg trapt dan kun je met dat contempleren echt tot iets komen. Zo ging het althans op eerdere reizen. Ik heb nog wat kilometers om tot op z’n minst één zinvolle gedachte te komen.

Op Shikoku zie ik de pelgrims met kunstig gevlochten baardjes en in reine witte kleding met staf over de plattelandswegen struinen. Ook zij zullen wel soortgelijke ervaringen hebben. Ze trekken langs de 88 tempels die een beroemde keten vormen. Het kost je gauw twee maanden om dit spoor van de Boeddhistische leermeester Kobo Daishi – of Kukai zoals ze hem hier ook wel noemen – te volgen. Hij introduceerde in de negende eeuw een nieuwe leer om de Boeddhistische lappendeken nog maar wat groter te maken.

Ik kijk af en toe even binnen en trek ook vaak snel weer verder. Ik heb reeds duizenden tempels gezien en ken de ingrediënten inmiddels wel. Verzadiging ligt voor een reiziger bij zulke zaken op de loer. Ik hoor een lokale gids roepen dat al haar toehoorders door een stenen hoepel moeten stappen om daar meer “Genki” van te worden. Het zijn dezelfde types die je dwingen om op één been te gaan staan, de rug van een schildpad te krabben en tegelijkertijd een stuiver over je linkerschouder te gooien. Kobo Daishi zou er net als ik niet vrolijk van zijn geworden.

Ik moet door, de weg is nog lang en ongetwijfeld vol verrassingen. Vaak ligt er om de hoek een helling waar geen einde aan lijkt te komen. Vrachtwagens razen voorbij en soms moet ik in lange tunnels hard pedaleren om de auto’s voor te blijven. Ik moet de kop er goed bij houden. Gelukkig is er vaak een supermarktje langs de kant van de weg waar ik op krachten kan komen. Ze hebben er roomsoesjes, chocoladerepen, cola en krentenbrood. Als er maar lekker veel suiker in zit want daar kan ik weer even op verder. De verbrandingsmotor draait inmiddels op volle toeren en dus kan ik ongestraft eten wat ik wil. Acht, negen roomsoesjes achter elkaar, is dat nou wel verstandig? Het boeit mij niet. Wacht, ik neem de tiende ook anders blijft die zo alleen in het doosje achter. Langzaamaan begin je iets dierlijks te krijgen als fietser. Je eet niet meer maar schranst in het wilde weg.

Met de maag gaat het dan wel prima maar mijn knie begint op te spelen. Een oude blessure keer terug. ‘Niet nu, niet hier’, denk ik steeds. Het is duidelijk tijd voor wat rust en die vind ik in Matsuyama. Een bezoek aan het oudste badhuis van Japan is een zogenaamde must. Eerst nemen alle naakte mannen met hun gezicht naar de muur zitting op absurd kleine houten krukjes. Sommigen scheren zich en anderen trekken nog wat wilde haren uit hun neus om dan, na het inzepen, de douchekraan open te draaien. Pas daarna laten ze zich allemaal in het hete bad zakken. Toch is er nog iets aan de hand hier. Ik krijg zo het idee dat de mannen hier van alles verzinnen om maar niet te vroeg thuis te zijn. In die kleine huisjes moet je het wel heel goed met elkaar kunnen vinden. Het huis is hier het domein van de vrouw. Mannen gaan naar het badhuis of eten en drinken nog wat met collega’s en keren vlak voor bedtijd huiswaarts. Zo houd je het in Japan blijkbaar het langste vol.

Na vertrek koers ik af op Kyushu, het volgende eiland. Opnieuw moet ik varen met de veerpont. Banken zijn er niet maar wel vloertapijten waar iedereen, na het uittrekken van de schoenen, languit op gaat liggen. Aan de andere kant van het water worstel ik mij over venijnige heuvels om Kumamoto te bereiken. Stekende pijnscheuten gaan door mijn knie als ik naar boven klim. De stad biedt even verlichting. Ik wandel naar het lokale kasteel waar de laatste opstandige Samurai aan het einde van de negentiende eeuw streden tegen de keizerlijk troepen. Van verre oogt het imposant maar dichterbij kan ik helaas niet komen. Na een heftige aardbeving zijn grote stukken van het complex ingestort. De restauratie zal nog lang duren wordt mij verteld. Die verhalen over de Samurai nemen overigens steeds grootsere vormen aan. Net als bij de kruisridders in Europa gaat het over hun grenzeloze loyaliteit, heldhaftigheid en oh ja… ze waren vooral zo rechtgeaard. Een man een man, een woord een woord en meer van dat soort sterke verhalen. Maar ja, ga dat 150 jaar later maar eens natrekken.

Dan maar weer door. Sapporo is immers nog ver en ik moet er dus wel een beetje de vaart inhouden. Ik besluit om verder naar het westen te gaan. Nagasaki staat weliswaar symbool voor de algehele vernietiging maar het gekke is dat ik er naartoe wil. Wat ik er precies denk te treffen weet ik niet. De natuur onderweg is in ieder geval schitterend. De woeste heuvels zijn hier weelderig begroeid. Ik zie klimplanten en bergen in alle schakeringen groen torenen hoog boven mij uit. Dit is het begin van de subtropen. Soms lijkt het wel op de heuvels die Rio omringen. Nare steile hellingen en donkere tunnels leidden naar een stad die gelegen is aan een baai met ontelbaar veel eilandjes die als groene kussens op het water lijken te drijven. Dit is waar de bom ‘Fat Man’ op 9 augustus 1945 viel. Het kostte het leven aan 140.000 mensenlevens. Het was de tweede bom nadat op 6 augustus de eerste al op Hiroshima was geworpen. Die kreeg als cynische bijnaam ‘Little Boy’. Hetzelfde aantal slachtoffers en in een straal van een paar kilometer werd ook daar alles weggevaagd. De vernietigende kracht van uranium en plutonium wordt mij getoond in de musea. Om het nog meer in te wijven zijn er levensechte beelden van de mensen die na de ramp met gesmolten ledematen over de kale vlaktes slenteren op zoek naar hulp. En overal predikt men de vrede. De gevolgen van die twee ellendige bommen krijgen alle aandacht. Ook het technische verhaal achter de ontploffing van de bommen wordt belicht maar de vijftien jaren voorafgaand aan de hel worden nauwelijks genoemd. Japanse expansiedrift, strafkampen, zelfmoordpiloten, het idee een superieur ras te zijn. Nee de afrekening met het eigen verleden zoals in Duitsland heeft hier niet plaatsgevonden. De heiligdommen, de wonderen der natuur, de verfijnde architectuur, de rijke keuken, chique kledij enzovoorts… Misschien bezit de Japanner wel te veel om op te noemen. Er is zoveel om trots op te zijn dat ze het nog niet voor elkaar krijgen om eens goed in de spiegel te spugen. Daarmee bewijst het dat een groot land soms ook erg klein kan zijn.